arrow Stories

Een huis in de stad | Artikel door Lies Mensink

21 november 2018

Marianne Van Kerkhoven schreef in 1994 dat het theater in de stad ligt en die stad weer in de wereld: “De wanden zijn van huid, ze hebben poriën, ze ademen. Soms wordt dat vergeten.” Ook Veem staat midden in een stad, De studio waar de huismakers hun werk maken, biedt een prachtig uitzicht op de skyline van Amsterdam. Die studio is vier steile trappen omhoog, maar Veem wil niet in een ivoren toren blijven zitten: Veem is een huis voor Performance, maar als ik op 9 november bij het Veemdiner aan tafel schuif, blijkt het ook een huis voor de buurt. 

 

“We willen heel graag een huis vormen voor de belangrijke thema’s die spelen in de maatschappij, maar wat betekent het om in die maatschappij staan? We zien dat er soms best wel een gat is tussen performance en de buurtgenoten,” vertelt organisator Suze van Miltenburg, “Performance is niet een taal waarin iedereen zich veilig voelt, eten is dat wel!” 

Bij het ‘Veem Huis Diner’ staat de ontmoeting tussen kunstenaar en toeschouwer centraal, meer dan de ontmoeting tussen publiek en kunstwerk. Suze legt uit dat de diners verbonden zijn aan de thema’s waar de makers in Veem mee bezig zijn. Op de 49e dag van het 100 Dagen Huis is het Brusselse Bâtard festival te gast. De ontmoeting zelf wordt het thema van het derde Veem Huis Diner: ‘What binds us?’ is de centrale vraag en zoals bij elk diner is eten het bindmiddel van deze avond.

Net als bij een gemiddelde performance in Veem, gaat het bij een Veem Huis Diner niet alleen om ontspannen achteroverleunen in en wachten op het vermaak en eten. Nee, we worden geacht zelf mee te doen. Ik schuif aan bij tafel “team groente”; onder het toeziend oog van een vaste dinergast, snijd ik avocado’s; “Mag nog wel iets kleiner”, zegt ze terwijl zij haar kinderen af en toe tot stilte maant als die het weer iets te gezellig krijgen. Aan een andere tafel wordt rijst gekookt of worden loempia’s gerold, totdat alle ingrediënten samenkomen en de mensen daardoor ook. Ik ken niemand, maar de groep voelt na het koken vertrouwd. Als ik even sta te treuzelen bij een tafel, zegt een vrouw onmiddellijk: “Deze stoel is vrij hoor!”

Op de bierviltjes waar we ons antwoord op de vraag What binds us?  kunnen achterlaten schrijft een man: “Wij zijn allen ingrediënten in onze eigen sociale maaltijd.” Weer een ander: “A common goal: the need to not to be alone.” Het is het cliché van elk sociaal experiment: door samen te werken, word je een groep. Toch verbaast het me hoe goed het werkt. Ook Suze vertelt iedere keer toch opnieuw verrast te zijn: “Mensen willen elkaar graag ontmoeten, maar zoeken het zelf niet zo snel op of zijn daarvoor niet in de gelegenheid.” 

Of de eters straks wel of niet de vier trappen oplopen naar de voorstellingen van Bâtard maakt voor Suze niet uit: “Het is geen PR-stunt, of je wel of niet zin hebt in kunst, maakt ons niet uit, het diner is meer een gebaar ‘wees welkom!’” Belangrijkst is dat er een ruimte ontstaat, waar mensen elkaar kunnen ontmoeten zonder dat het kunstwerk centraal staat. Tegelijkertijd is het een ruimte waar ook de organisatie van Veem en zijn huismakers in gesprek raken met de buurt. Op het derde diner koken en eten ook de curatoren van Bâtard mee. Suze: “Ik denk dat het heel gezond is om op deze manier met ons publiek aan tafel te zitten.”

Veem is een huis zoals geen andere, een huis waar experimenteel en radicaal ander werk getoond kan worden; een huis waar verschillende kunstvormen elkaar ontmoeten en verschillende mensen met elkaar in gesprek raken. “De wanden zijn van huid, ze hebben poriën, ze ademen. Soms wordt dat vergeten.” Bij Veem niet.